Zo’n anderhalve week voor zijn overlijden heb ik Coen nog bezocht in het hospice in Haarlem waar hij verbleef. We hebben over van alles en nog wat gesproken, uiteraard diverse schaakherinneringen, maar ook de situatie in de Oekraïne en UFO’s kwamen voorbij.
Als schaker kon ik het uiteindelijk ook niet laten om te vragen naar zijn meest gedenkwaardige partij. Hij had hier kennelijk zelf ook over nagedacht en zonder nadenken noemde hij er drie. De eerste partij was tegen Dick van der Lijn, gespeeld in de interne competitie in 1967. In de zomer van 1967 had Dick in de meestergroep van het IBM-toernooi gespeeld en daarin met zwart fraai gewonnen van de Italiaanse meester Tatai. Tegen Coen speelde Dick dezelfde variant van de Siciliaanse draak, Coen wist de partij te winnen en dit maakte binnen BSG grote indruk. Helaas is van deze partij de notatie niet bewaard gebleven.
De tweede partij die Coen noemde is gespeeld in 1977 in de KNSB-competitie en staat ook in het jubileumboek over het tachtigjarig bestaan van BSG (Van Denkers en Doeners). De derde partij is eveneens afkomstig uit de KNSB-competitie en is gespeeld in 2001. Deze laatstgenoemde twee partijen heb ik van commentaar voorzien.
Henk van der Poel
