Is schaken leuk?


In een vorige reeks heb ik de vraag ‘Is schaken moeilijk?’ aan de orde gesteld. Als gevolg van een storm aan enthousiaste reacties (drie) zet ik de reeks voort met deze titel: ‘Is schaken leuk?’ Er volgt misschien nog ‘Is schaken nuttig?’ van de hand van een vrij nieuw lid dat ik AVG-technisch niet kan noemen, ik heb hem er de laatste tijd niet meer over gehoord. Afhankelijk van de reacties op dit verhaaltje (minstens drie) zitten er nog meer titels in, zoals ‘Is schaken gezond?’

Door Aad Spee

Toen de voorzitter van de Rabobank, waar ik enige tijd werkte, onlangs opstapte, vroeg een journalist aan hem: vond u de afgelopen acht jaar leuk? Zijn antwoord zoals ik het me herinner: “Als u onder ‘leuk’ ook verstaat dat ik acht jaar lang de kans heb gekregen iets positiefs bij te dragen aan de maatschappij en daarmee van een passend gevoel van tevredenheid heb kunnen genieten, dan zeg ik: ja het was leuk.” Ik vond dat een leuk antwoord. Het is mooi is als iemand niet zomaar het woord leuk accepteert als iets duidelijks. Je kunt met leuk alle kanten op. Dus: eerst een definitie!

Mijn definitie: iets is leuk als je er blij van wordt.

Word je van schaken blij?

Het antwoord is eenvoudig. Soms wel. Soms niet. Het hangt van een aantal bekende dingen af die ik niet ga uiteenzetten, zoals ‘was het een interessant potje?’, ‘boek ik enige vooruitgang?’, ‘heb ik gewonnen?’, ‘heb ik een gewonnen stelling verprutst?’, ‘heb ik van iemand verloren die niet beter is dan ik?’, ‘heb ik een blunder begaan?’, ‘verlies ik van iemand die openingszetten uit zijn hoofd heeft geleerd?’, ‘zit mijn tegenstander schaamteloos over het bord heen te hoesten en wolken virussen over mij heen te blazen?’, enzovoorts. Leuk ontstaat, vrij naar Johan Cruijff, uit een complex van factoren.

Maar nu is er iets merkwaardigs aan de hand. Laat ik het even over mezelf hebben. Ik heb vijf avonden achter elkaar verloren. Of zeven. Ik durf niet eens te tellen. Dat is niet leuk. Na het bestuderen van een hele boekenplank met schaakboeken in de afgelopen drie jaar ben ik steeds slechter gaan spelen. Dat is ook niet leuk. Mijn elo daalt, mijn Belo daalt, mijn twijfel of ik ooit in de interne competitie een regulier potje tegen Theo zal spelen (mijn ultieme doel) groeit. Mijn schaakzelfvertrouwen is bijna nul. Wat een ***spel denk ik af en toe! Er zijn zelfs momenten dat ik overweeg om de pijp aan de wilgen te hangen (ja ik weet dat het iets met Maarten is). Als ik op maandagavond thuiskom, stelt mijn vrouw altijd de korte vraag: “En?” Ik heb een manier bedacht om die vraag te ontwijken: heel laat thuiskomen en opstaan als iedereen al weg is. Om dat in de praktijk te gaan uitvoeren, gaat me tot nu toe te ver. Dat ik het alleen al bedacht is verontrustend genoeg. Maar… wat is nu merkwaardig? Het merkwaardige is dat je in de loop van de week altijd gewoon weer zin in krijgt. Het is nu donderdag en maandag mag ik weer. Waar komt dat verlangen vandaan? Geen idee, het is een raadsel. Schaken is niet a priori leuk, het is onvermijdelijk.

Comments & Responses

Geef een reactie