Door Paul Tuijp
Tsja, hoe zal ik aan de seizoensopening van BSG II eens een positieve draai geven.
De zon schijnt en we zijn op tijd in het Rode Kruisgebouw in Utrecht. En we kunnen een overwinning bijschrijven. Ruben laat na een mislukte opening zien, dat hij beter kan schaken dan zijn tegenstander.
Ruben Piël – Rien Veerman
Stelling na 13… Dc7xd6
Ruben geeft hier de kwaliteit, maar krijgt er een machtig loperpaar voor terug.
Na 14.Txe4 houdt zwart een voordeeltje met 14…, Lf5, maar ja, de variant na 15.La3, Dd8 is niet zo makkelijk uit te rekenen. Dus speelt zwart 14…, Lxf3 En na 15. Dxf3, Pxe4 16. Dxe4, Dg6 17. f3 (Dxg6 is iets nauwkeuriger) heeft wit een plusje en ondanks wat hobbeltjes onderweg haalt Ruben het punt binnen.
Zijn de halfjes de moeite waard? De remise bij Frans is geen verrassing. De zwartspeler neutraliseert alle dreigingen en beiden hebben geen aanknopingspunten. Bij Rob op bord 3 loopt het iets anders. Vanuit zijn geliefde opening krijgt hij wel enige druk tegen de zwarte koning, maar op de damevleugel verliest hij een pion die wel enig perspectief op promotie heeft. Voordat het hoogtepunt in de strijd losbarst krijgt Rob een remiseaanbod. Na overleg en een blik op de borden heeft Rob zo ongeveer de meeste kans op een overwinning, dus doorspelen maar.
Enige zetten laten berusten de heren toch in remise. De pion ligt vast en de aanval van wit ook. Onlogisch is het niet.
Daarmee is de puntenkoek op. Ofwel we starten met een 6-2 nederlaag. Er had nog wel minstens een halfje bij gemoeten….
Ernest de Vroome – Tom de Ruiter
Geen idee meer na welke zet dit was, de 70e gok ik. Het bord staat gedraaid, ik heb m vanuit het perspectief van Tom neergezet. Wat gaat eraan vooraf. Tom heeft zijn ‘Nijboer-opening’ weer van stal gehaald. En niet zonder succes. Als De Vroome lang rokeert lijken er kansen op een aanval, maar ook met positionele middelen houdt zwart de overhand. Het probleem is een beetje, dat hoe langer de partij duurt en hoe warmer het zaaltje wordt, het uithoudingsvermogen van onze nestor begint mee te tellen. (Bovendien gooit De Vroome zijn koffie om, om de drab in de bedenktijd van Tom op te ruimen. Hoe beoordelen we dat? Hinderen van de tegenstander?) En van iets beter wordt het gelijk en van gelijk lijkt er een verloren eindspel aan te komen. Er resteert een eindspel van loper tegen paard en de grote stappen van de loper wegen zwaarder dan de kleurwisseling van het paard. Maar Tom verdedigt met verve en bereikt bovenstaande stelling. Wit heeft net 1.Kb5 gespeeld. 1…, Pc7+ 2. Kc5, want wit wil de zwarte koning van b4 afhouden. Maar ja, dan komt 2…, Pa6+ weer. (Het nemen van de loper doet de pion doorlopen!) Of is 3.Kb6 nou toch uit? Nee toch, het paard staat goed op b8. (3…, Pb8 4.Kb7, Kb4 en de pion komt nooit verder.) Tom komt helaas op het onzalige idee om 3…, Pb4 te spelen. En dat maakt wel uit! Na 4. Kb5, Kc3 5. Lf7 mag duidelijk zijn dat de pion kan gaan lopen. Zonde.
Tom is als laatste bezig, de rest van het team is al afgedropen. Herman op 2 offert een kwal en heeft wel wat compensatie, maar het broekie tegenover hem toont haarfijn aan, dat compensatie nog geen gelijke stelling is.
Op 4 kijkt Theo al snel tegen een pion achterstand aan (of heeft deze geofferd). In een complexe stelling denkt hij een tactische grap te hebben, maar dat blijkt hij niet goed berekend te hebben.
Op 5 speelt Kees Jan een soort van betonschaak die in ieder geval, zijn witte loper begraaft.
Het ontbreken van dat stuk kost hem de kop op de damevleugel.
En dan de teamleider op 8. Het naspelen van de partij doet pijn aan de ogen. Ik speel 3x een toch voor de hand liggende en goede zet niet, om vervolgens een stap 2 combinatie van mijn tegenstander te missen. Heel matig.
Op 12 oktober mogen we thuis tegen het sterke Paul Keres. Hopelijk kunnen we ons revancheren.